“De thuisreis van mijn zomerzwerftocht. We zeilen van -waarschijnlijk- Ameland naar Texel. Van de besloten wantijen naar de weidsheid van het westelijke wad. Droogvalplekken en overnachtingen afhankelijk van het weer, maar een avondje stappen op Terschelling of Vlieland moet er zeker in zitten. Daarnaast natuurlijk zwemmen, mosselen rapen (de ‘r’ zit bijna in de maand) en ‘vis op gemengd wierbed’ (recept Jan Rotgans) eten.”
Dat was het plan. Het kan anders lopen. In verband met motorpech moeten we vertrekken vanuit Lauwersoog. In verband met de slechte weersomstandigheden wordt het motoren door Friesland, en pas bij de meren weer zeilen. Dan, vanuit Staveren, op het zeil naar Texel, via Den Oever.
Heleen staat bij de zoetwaterjachthaven. Van daaruit heeft ze vaak gezeild en ze dacht dat ik daar zou liggen. Ik loop haar tegemoet en neem bovenop de dijk een tas van haar over. We hebben honger en vallen meteen binnen bij een visrestaurant. Twee pannetjes mosselen en lekkere drankjes helpen het gesprek op gang. Er ontstaat het gevoel dat we goed bij elkaar passen als reisgenoten.
Als we bij de Rackert aankomen haalt een slanke man net zijn gereedschapskoffer uit zijn auto. Reint, van Pico jachtservice. We lopen naar de boot. Ik maak het ruim open en leg uit waar de problemen zitten. Reint is niet blij. Zo’n oude motor betekent vaak dat er onderdelen echt stuk gaan en moeilijk te vervangen zijn. Maar we proberen toch de sluitbout boven de thermostaat los te krijgen. Reint gaat opvallend voorzichtig, bijna liefdevol met het metaal om. Hij verzint een lange hefboom waarmee we uiteindelijk, achtste slagje voor achtste slagje, de bout zonder schade los krijgen. Dan blijkt de thermostaat totaal verzand. Die kan er niet uit zonder hem te slopen. Reint legt uit dat we ook zonder thermostaat kunnen varen, als we de motor maar langzaam op temperatuur laten komen. Rest nog het ontbrekende kniestukje, dat tijdens de derde etappe in de kiel viel. Reint kan dat alleen maar oplossen met materiaal dat we bij de coöperatie moeten kopen. Dat kan morgenochtend. Dus gaat het ruim dicht. Heleen en ik roken nog een paar sigaretten en gaan te kooi.
De schroefdraad van moderne bronzen koppelstukjes en die van een oude sluitbout passen voor geen meter op elkaar, maar Reint weet dit op te lossen door uiterst voorzichtig een koppelstukje in de slotbout te tappen. Is-ie wel een half uur mee bezig, maar dan zit het ook prima. De motor kan dus nog even worden schoongespoeld, het koelwatersysteem afgemonteerd en het ruim dicht na het starten van de motor. Er komt een prachtige straal water uit de uitlaat.
We pakken de sluis om koers te zetten naar Dokkum. Het Lauwersmeer is bij deze wind (ZW5) behoorlijk knobbelig. We houden het niet echt droog. Grote spatten zoet water in de kuip. Maar als we de Dokkummer Ie in draaien krijgen we rustig vaarwater. Zonnetje erbij, ruim leegpompen, sigaretten roken. We zijn helemaal opgedroogd als we aanleggen in Dokkum voor boodschappen (suikerbrood!) en koffie op een terrasje. Daarna verder. Een klein eindje voor Leeuwarden leggen we aan voor de nacht.
Gek. Het waait behoorlijk, maar opeens valt de wind helemaal stil. Eng stil. En dan, na een tijdje giert de wind werkelijk weer om ons heen, van alle kanten. De bomen zwiepen heen en weer. En dan valt de wind weer stil. Het oog van de storm is voorbij. Nooit zoiets zo duidelijk meegemaakt. En blij dat ik even niet ergens op het wijde wad zit. Met sigaretten, een fijne slok en een goed gesprek sluiten Heleen en ik de avond af. Op tijd naar bed.
De volgende ochtend tanken we diesel. Dat doen we bij een nogal versleten werfbedrijf met een nogal versleten werfbaas. De man heeft er niet veel zin meer in, dat is duidelijk. Hij raadt ons wel aan om de mast te strijken en via de Bonkevaart om Leeuwarden heen te varen. Dat willen we wel. Die Bonkevaart is natuurlijk iets heel speciaals..
Mast plat, motor aan en een stukkie terug om de Bonkevaart te pakken. “Is dit hem echt?” vraag ik Heleen. Zij kijkt op de kaart en en knikt. Die Bonkevaart is zonder de schaatsers en feestende Elfstedengangers een doodgewone sloot langs een doodgewone, saaie jaren-zestig nieuwbouwwijk. Je hebt echt veel fantasie nodig om het spektakel van de strenge winters hier te projecteren.
En het regent. We zitten in compleet oliegoed in de kuip. Met een draaiende motor is een goed gesprek ook niet echt mogelijk, dus beperken we ons tot losse opmerkingen. Heleen blijkt een diehard. Ze draait onverstoorbaar haar natte wachten aan het roer. Ik hoef alleen maar van tijd tot tijd een sjekkie voor haar te draaien. En zij voor mij, als ik roerwacht heb.
Dan merk ik dat er weer minder koelwater uit de uitlaat komt. Ik kijk in het ruim en zie meteen wat er aan de hand is: lekkende pakkingen van de koelwaterpomp. De motor wordt weer van voren koelgesproeid. Pompen dus, naar blijkt om het halve uur.
Het regent in Grouw, het regent in Sneek. Pas bij IJlst, als het tijd wordt om aan te leggen voor de nacht, houdt het op met regenen. Wordt het toch nog een leuke avond, met een lekkere maaltijd, een slok en sigaretten. Weer op tijd naar bed, want morgen kunnen we zeilen..
Het heeft nog een paar flinke voeten in de aarde voordat de mast weer netjes staat, maar daarna gaat het op naar Heeg. Voor Heeg proberen we alvast een stukje te zeilen, maar de vaart is net niet goed bezeild. Dus motoren we de watersportplaats binnen. Het suikerbrood is schoon op; we moeten boodschappen doen. Dat kan in t-shirt, want de zon schijnt volop. Mooi weer dus voor een zeiltocht. We heisen aan het begin van het Heegermeer. De vaargeul is verre van bezeild. Met lange slagen gaan we naar de ingang van de Fluessen. Daar besluiten we de motor bij te zetten. Pompen dus maar weer.
Het laatste stuk naar Staveren varen we zuiver op de motor. We schutten om zeven uur ’s avonds. In de sluiskom aaan de IJsselmeerkant varen verschillende kajuitjachtjes met een wedstrijdnummer zenuwachtig heen en weer. Staveren is een starthaven voor de 24-uursrace. Heleen heeft eerder meegevaren met die race en kan me veel vertellen over dit evenement. Ik realiseer me dat we de volgende dag veel deelnemers zullen tegenkomen op het IJsselmeer. Ik hoop op kruisende koersen met Winny. Die was van plan om mee te doen en heeft haar waterfles aan boord van de Rackert laten staan. Leuke manouvre: waterfles overgooien..
We leggen aan in de de buitenmarina van Staveren. Niet echt mijn ding, maar allá. In het stadje is een gezellig restaurant waar je lekker spareribs kunt eten. Dat doen we dus, het smaakt best. Niet zo heel vroeg te bed.
Zuidwest 4, deining vriendelijk. Bezeilde koers naar Den Oever. Het kan slechter. Met gereefde zeilen varen we uit. Weer op ruim water, heerlijk. Er zijn inderdaad behoorlijk veel 24-uurs-zeilers op het water. We hebben het zonnetje erbij en genieten, soms in stilte, en soms met een babbel, van dit tochtje. Ruim drie uur na vertrek uit Staveren komen we in Den Oever aan en schutten we naar de Waddenzee.
Het Visjagersgaatje is niet meer goed bezeild, dus gaat de Farymann weer aan. En dan begint er een vervelende zee te lopen. Stroom tegen wind. De zeilen en de Farymann kunnen af en toe niet meer samen op tegen de golven. De oplossing komt als we kunnen afslaan naar het vaarwater over de Bollen. Rustiger water, en wind in de zeilen. Later, in de Texelstroom, wordt het weer buffelen. Maar we komen vooruit en kunnen uiteindelijk onder de dijk de zeilen strijken. De vloed loopt inmiddels behoorlijk door, dus we hebben veel motorkracht nodig om de haven van Oudeschild binnen te lopen. Pompen, pompen, pompen.
En dan moet Heleen nog naar de boot. Hoe doe je dat op zaterdagavond, als je geen kaartje voor de Texelhopper hebt? Heleen besluit te liften. Aan het begin van de Ruyterstraat is de beste plek. Ik breng haar daar naartoe en ze krijgt de kans bijna niet om haar duim omhoog te steken, of er stopt al een auto. We zwaaien, en dan is de vierde etappe, en daarmee mijn zomerzwerftocht, ten einde.